Boek A

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

.
Inhoud:
Ad vitam
Adam en Eva,
Adamante
Adamski
Adelaar
adelaar.-I


Ad Vitam, zie LEVENSLANG

Adam en Eva

, de stamouders van de mensheid in de bijbelse overlevering, zijn het in Europa bekende symbool van een oerpaar, dat in de mythen van vele volken en culturen het begin van de mensheid markeert. Dikwijls gaan in zulke sagen over de oertijd verscheidene pogingen om aan de goden welgevallige wezens te scheppen vooraf aan de schepping van het stamouderpaar van de huidige mensheid. Ook het motief van de mensheid die in haar begintijd door een fout of een vergrijp de onsterfelijkheid verbeurde, is wijdverbreid. In het bijbelse paradijsverhaal bestaat dit motief in de vermetelheid van de stamouders, die het `taboe' ne geerden en de verboden vrucht ( appel) van de boom der kennis van goed en kwaad aten, daartoe overgehaald door een slang.
De schepping uit aarde en klei herinnert aan de Oudegyptische mythe volgens welke de rams koppige god Chnoem alle schepsels op een pottenbakkersschijf modelleerde.
De bekende versie van het bijbelse scheppingsverhaal, volgens welke God slechts Adam uit aarde vormde en bezielde en later Eva uit Adams zijde (of rib) maakte, komt niet geheel overeen met de passage in Genesis 1 :27, waar alleen maar staat: `man en vrouw schiep Hij ze' . In de symboliek gaat het er hier om dat het stamouderpaar de vrije keuze van de hele van hem afstammende mensheid, die zij vertegenwoordigen, aanschouwelijk maakt en wegens de zondige afwijking van Gods plan de verlossing nodig had. Voor Origenes (185-254) symboliseert Adam de geest en Eva (Chawwah, moeder der levenden) de ziel.
Bij kruisigingsscenes is vaak aan de voet van het kruis de schedel van Adam afgebeeld, naar de legende die zegt dat het kruis uit het hout van de paradijsboom gemaakt was. De begraven Verlosser verbrak bij zijn `afdaling in het dodenrijk', elders als `hellevaart' aangeduid, de tralies van degenen die voor zijn tijd in de onderwereld gevangen werden gehouden en voerde Adam en Eva bij zijn eigen opstanding uit de nachl van het graf omhoog - zo leest men bijvoorbeeld in het apocriefe evangelie van Nikodemus en de `Legenda aurea' .
Het motief van de schepping van Eva uit de rib van Adam wordt in middeleeuws-joodse legenden door de volgende overweging van de Schepper gemotiveerd: `Ik wil haar niet uit het hoofd maken, opdat ze het hoofd niet te hoog draagt; niet uit het oog, opdat ze niet overal rondgluurt; ook niet uit het oor, opdat ze niet aan ieder het oor leent; niet uit de mond, opdat ze niet te veel spreekt; niet uit het hart, opdat ze niet te hovaardig wordt; niet uit de hand, opdat ze niet overal rondtast; niet uit de voet, opdat ze niet overal heenloopt; maar uit een kuis lichaamsdeel, dat ook da bedekt is, als de mens naakt staat. En bij ieder deel dat de Heer vormde, sprak Hij : Wees een vrome vrouw, wees een zedige vrouw. '
Jongere speculaties omtrent een symbolisch verband tussen maansikkel en rib zijn minder plausibel dan de overweging, dat het wisselende aantal van 'zwevende ribben' (costae volantes) tot de verklaring heeft geleid, dat er wel een rib gemist kon worden en deze aldus aan de schepping van de oermoeder uit dit bot herinnert.
Zie ook: androgyn; appel; boom; paradijs; slang
Adamante. o (Eques ab); zie KIESENWETTER
.(ook diamant)
Adamski, George (1891-1965) De belangrijkste der Amerikaanse * contuctees. Adamski werd geboren in Polen en emigreerde naar de vs (met zijn ouders) toen hij twee jaar was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij in het leger, daarna had hij allerlei baantjes. Zijn grote interesse was het occulte en de oosterse filosofie. Hij stichtte bijvoorbeeld een eigen sekte: de Royal Order of Tibet. Eind jaren '40 was hij hulpje in een hamburgertent aan de voet van Mount Palomar, Californiëé de standplaats van de beroemde Mount-Palomar-telescoop (hij stelde zich vaak voor als 'professor Adamski van het Mount Palomar Observatorium'). De in 1947 uitbarstende belangstelling voor *UFO'S prikkelde zijn fantasie en hij schreef een roman, Pioneers of space, over een reis naar de maan, Venus en Mars. Die fictie wist hij uiteindelijk te verkopen als werkelijkheid. Hij werd wereldberoemd met zijn boek Flying saucers have landed (geschreven samen met de Brit Desmond Leslie). Adamski beschreef hierin zijn ontmoeting op 20 november 1952 met de vreedzame inzittenden van de vliegende schotels, afomstig van de planeet Venus. Er waren geen taalproblemen, want het contact verliep telepathisch. De Venusbewoners waarschuwden Adamski voor de gevaren van de atoombom. Adamski's verdere avonturen werden gepubliceerd in Inside the spaceships (1955).
Het fysieke bewijsmateriaal voor zijn buitenaardse contacten was niet echt indrukwekkend. Het bestond uit vele foto's van schotels en 'moederschepen' (opnamen die nu een aandoenlijk gedateerde indruk maken), de afdruk van een schoenzool van de Venusbewoner (waarop allerlei tekens zichtbaar zijn) en enige door de Venusbewoners zélf gemaakte opnamen waarop ook weer geheimzinnige tekens te zien zijn. Adamski verzamelde zijn aanhangers in een beweging die uiteindelijk het meest weg had van een sekte. In 1959 maakte hun leidsman een reis om de wereld ter verbreiding van zijn space phiosophy, waarbij hij ook Nederland aandeed en door koningin Juliana werd ontvangen. Zijn kosmische filosofie ging in de loop der jaren sinistere trekjes vertonen. Zo beweerde hij dat er ook kwaadaardige buitenaardse wezens bestonden, die samenspanden met duistere krachten hier op aarde en die eropuit waren de aarde te veroveren. Deze vroege versie van wat later de *UFO-samenzwering zou gaan heten, is waarschijnlijk ontstaan onder invloed van zijn goede vriend (met fascistoïde neigingen) George *Williamson.
Bronnen Sachs, M., The UFO encyclopedia. New York, 1980 ; Peebles, C., Watch the skies ! Washington, 1994.
Adelaar
adelaar.-I
m (-s,-laren) heraldiek: voorgesteld met enkelkoppig = koninklijk, dubbelkoppig= keizerlijk. symb. voor "die tegen de zon in kan kijken", Syrië en Egypte, "Moed,kracht en fierheid", Assyrië,Persië, Egypte en Rome.
A.gevecht met slang =christ. symb. voor de strijd van Christus tegen kwaad en zonde.(Ridder van den) of volkomen Bouwmeester;
de 37e gr.°. van het systeem van Mizraïm te Parijs;
1e gr.°. van het Hoofdk.°. van Clermont.
Ridder van de Amerikaanse A.- een nevengraad met militair karakter in Texas.
Ridder van de Roden A.- 39e gr.°. van het Egyptisch systeem, Mizraïm.
Ridder van de Zwarten A.- 38e gr.°. van Mizraïm; 66e gr.°.van het Metropolitaankap.°. van Frankrijk; 27e gr.°. van de Rir.°. ecossaia primitif: Zie verder h.w.Kadosch. >
adelaar.-I

, De `koning der vogels' is bekend als symbool van hemelbestormende macht en weerbaarheid, en is dan ook in de eerste plaats een heraldisch symbool in veel wapens en nationale emblemen, terwille van de symmetrische stilering ook vaak met twee koppen (dubbele adelaar) uitgebeeld. Dierenboeken in de Oudheid schreven hem het vermogen toe, zonder te knipperen in de zon te kunnen kijken en voor mensen ontoegankelijke hemelstreken te doorkruisen. Een Oudbabylonische tekst, helaas slechts fragmentarisch bewaard gebleven, maakt gewag van de hemelvaart van koning Etana, omhooggedragen door een adelaar.
Volgens berichten uit de Oudheid heerste bij de teraardebestelling van keizers de gewoonte, bij de lijkverbranding een adelaar te laten opvliegen, die de tot de goden opgaande ziel van de dode symboliseerde. In het Syrische Palmyra was de adelaar aan de zonnegod gewijd. Het heette dat hij zich als de feniks kon verjongen (o.a. door een drievoudige onderdompeling in water - vandaar ook symbool van de doop en op doopvonten afgebeeld). Zijn hoge vlucht werd als gelijkenis met de hemelvaart van Christus opgevat. Ook de zon zou hem verjongen (`De adelaar wiens veren nu vluchteloos worden, verjongt en vernieuwd zich aan de zonnevlam ,' Hohber g 167 5) , een verwijzing naar de zegenrijke werking van het geestelijke licht. Als doder van slangen en draken is de adelaar het symbool van de zege van het licht over de duistere machten; afbeeldingen van adelaars met slangen in de bek zijn in veel culturen bekend, bijv. in het wapen van Mexico. Op gotische gebrandschilderde ramen vindt men afbeeldingen van de adelaar die zijn nog niet uitgevlogen jongen de hoogte in draagt, om ze het licht van de zon te leren zien. In de christelijke iconografie komt hij regelmatig voor als symbool van de evangelist Johannes, als attribuut van de tenhemel gevaren profeet Elia en van de verrezen Christus, zoals hem ook voor het overige louter positieve betekenissen (kracht, vernieuwing, contemplatie, scherpziendheid, koninklijk wezen) toegekend worden, wat hem in de Klassieke Oudheid tot attribuut van Jupiter maakte. In de christelijke tijd werd hem de heersersdeugd van de gerechtigheid, maar ook de zonde van de hoogmoed toegekend, kennelijk op grond van zijn in de verte gerichte blik, zonder oog voor wat nabij is. In de symboliek van de vrijmetselaars is de dubbele adelaar het symbool van de 33e graad van de Schotse rite. Hij draagt een kroon die beide koppen bedekt en een horizontaal in de klauwen gehouden zwaard (devies: Deus meumque ius, d.w.z. God en mijn recht). Quauhtli’(Adelaar) heet het 15e van de twintig dagsymbolen van de Azteekse kalender, een omen-symbool, dat degenen die in dit teken geboren zijn krijgshaftige eigenschappen belooft, maar ook de neiging tot roof en diefstal. `Adelaars en jaguars' heetten in de op militaire leest geschoeide Azteekse maatschappij twee militaire `orden' die daardoor als elitegroepen op aarde de dualiteit van de polaire hemelse krachten (zon en sterren) belichaamden en enerzijds grootste vogel, anderzijds het grootste landzoogdier van Mexico als symbool voerden. De godin Cihuacoatl (slangen vrouw) had ook als bijnaam Quauh-Cihuatl, adelaarvrouw, was met een kroon van adelaarsveren getooid en gold als leidsvrouwe van in het kraambed gestorven vrouwen (de geboorte van een kind werd gelijkgesteld met het aanbrengen van een krijgsgevangene en als wapenfeit gewaardeerd). Ook in het oude China was de adelaar een symbool van kracht en sterkte (ying, adelaar, fonetisch synoniem met `held') . Een op een rots zittende adelaar was het zinnebeeld van de strijder van man tegen man, een adelaar op een den dat van een lang leven in ongebroken kracht. De adelaar in gevecht met een slang gaat terug op de lndische Garoeda (half mens, half adelaar), en herinnert aan het wapenbeeld van de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan (het huidige Mexico-City).

In de Europese heraldiek is de adelaar, met de leeuw, het meest voorkomende wapendier, maar altijd symmetrisch gestileerd, niet natuurgetrouw. De heroische eigenschappen die aan de adelaar werden toegeschreven leidden ertoe dat veel heersers hem als wapendier voerden, zoals Duitse koningen, de hertogen van Beieren, Silezië en Oostenrijk, de markgraven van Brandenburg en de koningen van Polen; het streven naar symmetrie bij de weergave en face in een vlak leidde al vroeg tot de afbeelding van een tweekoppige `dubbele adelaar', die al in het oude oosten te vinden is en o.a. sinds 1433 het wapenbeeld van de Rooms-Duitse keizers was. Na het uiteenvallen van het rij k ( 1806) was hij het symbool van het keizerrijk Oostenrijk (tot 1919), alsmede van het tsaristische Rusland (tot 1917), van de Servische koningen en - ook nu nog - onderdeel van het Albanese wapen. De oorsprong van de tweekoppigheid wordt speculatief in verband gebracht met de dubbelfunctie van `Rooms-Duitse keizer' en `Duitse koning'. Een driekoppige adelaar met koppen op de vleugeltippen werd door de minnezanger Reinmar van Zweter als wapendier gevoerd. De heraldicus A.G. Bockler bracht in 1688 het woord ‘adelaar' in verband met ‘adel' Elders schrijft hij: " De adelaar is onder het pluimvee de koning, en kan met strenge blik de zon aankijken, slaat nooit mis met zijn klauw, verjongt zich, kan het hoogste vliegen en wordt door de vogelwichelaars te allen tijde als een teken van komende zege beschouwd. En toen Romulus op de Aventino als eerste een adelaar zag, heeft hij dat voor een gunstig teken gehouden , en derhalve altijd een adelaar in plaats van een vaandel voor het leger uit laten dragen. Terwijl er nu zes soorten adelaars zijn, die alle van roof leven, zijn het toch slechts de kleinste en minste die op aas uit zijn.

De adelaar is niet het wapen van de keizerlij ke majesteit in persoon, maar van het Roomse Rijk. Een adelaar in een gulden veld betekent God de Heer, wiens ster helder schijnt en die rust brengt, en uit wie alle vreze voortkomt.'
In de psychologische symbolenleer wordt de adelaar als een `machtig gevleugeld wezen in het hemelse blauw van de geest' opgevat (Aeppli), reden waarom dromen over adelaars positief te waarderen zijn. Bedenkelijke aspecten worden er gesignaleerd wanneer `adelaarsgedachten' het dagelijks leven zelf gaan beheersen en twijfel zaai en over het verloop daarvan, ten prooi aan de `verterende zo bezien is het begrijpelijk dat de adelaar het symbool is geworden van Johannes, de evangelist die zich het meest op spiritueel gebied bewogen heeft. De vaak onvermijdelijke compromissen van het praktische leven zijn onder dit teken niet te verwachten.
Middeleeuwse `bestiariums' vergelijken de adelaar met de oervader Adam. De `koning der vogels' neemt de hoogste vlucht, maar stort zich, zodra hij maar aardse spijzen bespeurt, meteen ter aarde. Ook Adam zweefde oorspronkelijk in de nabijheid van de hemel, maar bespeurde toen de verboden spijs, die hem naar de aarde trok. Na zijn weergaloos hoge vlucht voedde hij zich weer met vlees van de lichamelijke lust en verloor elke geestelijke verlichting' (Unterkircher).
Zie ook: feniks; slang; valk